De Van Gink Collectie door: René Zanderink ‘Goedemiddag, weet iemand hoe ik aan een “Blauwe Zundertsche Hoender” kan komen? Deze staat afgebeeld op een poster die ik onlangs in hetBarneveldse Pluimveemuseum heb gekocht. Als inwoner van Zundert lijkt het me leuk om deze, naast onze andere kippen en haan, te kunnen verwelkomen.Hoor graag. Vriendelijke groet, Tom Diderich.’ Deze vraag stelde Tom Diderich zo’n anderhalf jaar geleden aan het Pluimveemuseum in Barneveldvia de e-mail. Daar (en in museum Nairac in Barneveld) waren destijds voor het eerst alle VanGink-aquarellen van 24 Nederlandse hoenderrassen te zien. Toen Cornelis van Gink in de oorlogsjaren ’42-’43 zat ondergedoken, besteedde hij deze periode van noodgedwongen werkloosheid aan het schilderen van prachtige aquarellen voor het Instituut voor Pluimveeonderzoek Het Spelderholt in Beekbergen. Hij moest zich verstoppen voor de Duitsers omdat hij regelmatig handtekeningen en dergelijke in paspoorten vervalste. De kunstschilder Cornelis Simon Theodorus van Gink (1890-1968) werd geboren te Nieuwer Amstel op 25 oktober 1890. Hij was gespecialiseerd in het uitbeelden van pluimvee. Hij volgde zijn tekenopleiding in Amsterdam. Vervolgens vervolmaakte hij vanaf 1914 zijn artistieke vorming in Chicago, Noord-Amerika, bij de befaamde illustrator van pluimvee Arthur O. Schilling. Hij zou wereldwijd erkenning voor zijn artistieke uitbeeldingen van pluimvee verwerven. Daarnaast was Van Gink ook fokker: hij schiep de Voorburgse Schildkropper, een officieel erkend Nederland sierduivenras. In de hoedanigheid van journalist, organisator, leraar, fokker en jurylid bij wedstrijden behartigde hij gedurende meer dan een halve eeuw, in binnen- en buitenland, de belangen van de liefhebbers. Vanaf 1924 was Van Gink vice-president van de World’s Poultry Science Association en hij was de redacteur van het vijfdelige “Officiele standaards der erkende pluimveerassen” dat in 1960 werd voltooid. Tijdens zijn leven werd hij drie maal geridderd. Van Gink overleed te Heemstede op 11 februari 1968. Hij had een tekenopleiding in Amsterdam gevolgd en kreeg vervolgens in Amerika les van de vermaarde pluimveeschilder Arthur O. Schilling. Hij werkte als pluimveeteeltconsulent en was hoofdredacteur van ‘Avicultura’ en ‘De Kleinveewereld’, maar verdiende zijn geld als directeur van de Orion-Filmfabriek (later Polygoon). Daarnaast was hij een bekwaam keurmeester en publicist van tientallen boeken over duiven en hoenders die ook door hem werden geïllustreerd. In 1921 was hij de organisator van het wereldpluimveecongres in Den Haag. Reeds op 31-jarige leeftijd werd hij ridder in de Orde van Oranje-Nassau en in Scandinavië ontving hij zeer hoge onderscheidingen voor zijn verdiensten op het terrein van de pluimveeteelt. Nog steeds is zijn naam een begrip in de pluimveewereld en is zijn werk qua niveau niet benaderd. InboedelNa het overlijden van Cornelis S. Th. van Gink in 1967 stelde de toenmalige beheerder van het Spelderholt, Abel Kuit, een inventarisatie op van al deze in de oorlog geschilderde aquarellen, 95 in totaal. Andere kleinere tekeningen werden uiteindelijk eigendom van de Nederlandse Hoender en Dwerghoender Bond. Eind vorige eeuw werden deze tekeningen in zes series als prentbriefkaarten opnieuw uitgegeven. Zijn 36 duivenaquarellen werden geschonken aan het vermaarde Taubenmuseum in Neurenberg, Duitsland (zie: http://www.taubenmuseum.de/seiten/hauptseiten/start.html). Schetsboeken en dergelijke werden door de weduwe Van Gink aan de pluimveeverzamelaar Awe van Wulfften Palthe geschonken. Hij verzamelde vervolgens alle door Van Gink getekende losse bijlageprenten uit Avicultura en De Kleinveewereld. Tevens werd het grootste gedeelte van Van Ginks boekenverzameling (1100 stuks) ondergebracht bij desubfaculteit Diergeneeskunde van de Universiteit van Utrecht (zie: http://repertorium.library.uu.nl/standlijsten/diergk.htm). Na het opheffen van bepaalde faciliteiten op het Spelderholt in Beekbergen in 1992 werden deze aquarellen (in eigendom van de erven Van Gink) door tussenkomst van de heer Kuit, die inmiddels voorzitterwas geworden van de Stichting Zeldzame Huisdierrassen, geadopteerd door de SZH. Ze werden opgeslagen in de kluis van de ABN-AMRO-bank in Lelystad en onder de hoede geplaatst van het Diergeneeskundig Laboratorium in Lelystad. Dit werd gedaan omdat de SZH geen eigen standplaats (tegenwoordig is dit wel het geval in Dronten) had en de toenmalige secretaris van de SZH daar werkte. Het Nederlands Pluimveemuseum heeft in 2002 deze unieke collectie aquarellen van hoenderrassen voor lange periode in bruikleen gekregen. Ze liggen nu in een kluis in de buurtvan Barneveld. In 2005 was het zover dat voor de eerste keer de collectie-Van Gink in z’n geheel tentoongesteld werd, zij het uit veiligheidsoverwegingen op twee locaties. Zowel de erven Van Gink als de SZH als het Pluimveemuseum vonden dat deze unieke collectie vaker uit de kluis gehaald diende te worden om aan het publiek gepresenteerd te worden, zoals Van Gink het ongetwijfeld bedoeld had. Ontbrekende exemplarenMondeling had Abel Kuit mij bij het afscheid van Leffert Elving in 2005 in Utrecht al medegedeeld dat in de jaren zeventig (dus na de dood van Van Gink) op het Spelderholt enkele aquarellen door de directie van het Spelderholt aan hoge ambtenaren van het ministerie van Landbouw zouden zijn geschonken. In de jaren zeventig keek niemand meer om naar de ‘kippenprenten’ van Van Gink, zoals er destijds wel meer uit het oog verloren werd. Bij mijn controle van de door Abel Kuit opgestelde Spelderholtlijst met decd-rom in het Pluimveemuseum werd mij het volgende duidelijk: 1) Inderdaad ontbreken vijf aquarellen, te weten de nummers 6, 72 en 88, en de nummers 68 en 70. Gelukkig zijn van de laatste twee nog wel de negatieven aanwezig, gemaakt waarschijnlijk in de jaren zeventig op het Spelderholt op basis van de toen nog aanwezige originele aquarellen. 2) Alle van Ginks zijn gesigneerd, daar is geen twijfel over mogelijk. Dit betekent overigens dat de bijlageprent van de Twentse landgans, die in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw bij Avicultura zat, waarschijnlijk niet van Van Gink is. Gesuggereerd is dat deze gemaakt is door de tekenaar van de prenten van de Sluijs Voederfabriek uit dezelfde periode. 3) Mocht Van Gink bedoeld hebben alle nationale hoenderrassen en hun voorouders voor het nageslacht te vereeuwigen, dan is het opmerkelijk dat daarbij de nationale top van de productierassen, de Barnevelder en de Welsumer voor de eieren en het Noord-Hollandse blauwe hoen voor het vlees, ontbreken, hoewel hij deze op andere prenten wel heeft getekend. Aannemelijk is dan ook dat de drie ontbrekende nummers (te weten 6, 72 en 88) vanwege de alfabetische volgorde deze drie rassen zijn. De Barnevelder past namelijk exact tussen de Assendelfter en de Brabanter, de Noord-Hollandse blauwe tussen de Lakenvelder en de Padua en de Welsumer tussen de Uilebaard en de Wilde hoenders.Wellicht zijn de drie ooit uit promotionele c.q. economische overwegingen door het Spelderholt aan overheidsambtenaren of fabrikanten geschonken om goede sier te maken of te lobbyen. Met sierrassen kon men in de jaren zeventig wellicht minder goede sier maken. 4) Hoe is het in godsnaam mogelijk dat het Blauwe Zundertse hoen zestig jaar uit het zicht is gebleven, terwijl bijvoorbeeld het Chaams hoen juist op basis van onder andere de Van Gink-tekeningen en aquarellen een ongekende revival maakt. Zundert en Chaam zijn in Noord-Brabant niet ver van elkaar verwijderd.Oordeel zelf op basis van de aquarel van het Blauwe Zundertse hoen of deze verwant was aan het Chaams hoen. Aannemelijk is dater ooit over het Blauwe Zundertse hoen in of Kleindierwereld gepubliceerd is door Van Gink. Aan een geïnteresseerde de schone eer om dit in oude jaargangen te achterhalen. Collectie Van Gink HoenderrasAantal aquarellen(Nummers) Assendelfter5(1-5) Barnevelder0(6) Brabanter9(7-15) Chaams Hoen1(16) Drents Hoen15(17-31) Fries Hoen12(32-43) Groninger Meeuw3(incl. Krulveer 44-46) Hollands Hoen6(47-52) Hollandse Kriel5(53-57) Hollands Kuifhoen4(58-61) Tam Bankivahoen (Kamponkip)2(62-63) Kempens Hoen3(64-66) Kraaikop 4(67-70) Lakenvelder1(71) Noord-Hollandse Blauwe0(72) Padua(Baardkuifhoen)4(73-76) Sabelpootkriel6(77-82) Starumer Rondkam1(83) Twentse Grijze1(84) Uilebaard3(85-87) Welsumer0(88) Wilde Hoenders5(89-93) Zijdehoen1(94) Blauw Zunderts Hoen1(95) Totaal:24 rassen en soorten92 Concluderend kunnen we stellen dat de kwestie-Van Gink inmiddels een stuk duidelijker geworden is. We hopen dat de vijf ontbrekende aquarellen nog ooit opduiken. Bezitters ervan kunnen zich anoniem melden bij ondergetekende (via e-mail: heahea@planet.nl) of bij het Pluimveemuseum in Barneveld (de heer C. Floorijp). Daar steekt het natuurlijk het meest dat de Barnevelder in deze eierstreek ontbreekt.Ook kunt u daar vrijwel elke dag tijdens het zomerseizoen de diapresentatie van deze 90 dan wel 92 aquarellen bewonderen. Roodgezadelde-Brabantsche-Hoen Roodgezadelde-Drentsche-Hoenders Drentse-Hoen-640x480 gink201715-624x473 gink201707-600x448 gink201708-640x477 gink201709-640x480 gink201726-640x480 Zilver_van_Gink-1024x724-640x480 HollandseKriel1-2-2-640x480 Baardkuifhoen-400x400 van-gink-dias-026-kl-640x480 Welsumer gink201711-600x448 gink201710-624x460 gink201707-600x448 gink201709-640x480 gink201707-600x448 gink201701-640x436 gink201701-640x436 gink201726-640x480 De Voorburgse Schildkropper Ontstaan van het Ras Een jongensdroom verwezenlijkt: DE VOORBURGSE SCHILDKROPPER. Wat droom je als je witte Pommerse kroppers en blauwschild Oud Hollandse Meeuwtjes in je hok hebt? C.S.Th. van Gink zal het antwoord hebben geweten, hij bezat als jongen deze twee rassen en droomde regelmatig van de kruising van deze twee, een witte kropper met een gekleurd vleugelschild: DE VOORBURGSE SCHILDKROPPER. Dat het hem uiteindelijk is gelukt is bekend, maar de weg die hij ervoor heeft moeten volgen was lang, en de echte doorbraak van het ras heeft hij helaas niet meer mogen meemaken. C.S.Th. van Gink werd geboren op 25 oktober 1890 in Nieuwer-Amstel, onder de rook van Amsterdam en is door de jaren heen bekend geworden als fokker, tekenaar, schrijver en keurmeester. Ook internationaal heeft C.S.Th. van Gink kennis opgedaan en later overgedragen, zo heeft hij zijn tekenopleiding gevolgd in Chicago (VS). Beroepsmatig is hij hoofredacteur van Avicultura geweest en was jarenlang directeur van de Orion (Polygoon) fabriek. Hij overleed op 11 februari 1968. Het bij van Gink als kleine jongen ontstane idee rond 1905 kreeg uiteindelijk vorm in 1929. Hij tekende een schetsje van een kaalbenige schildkropper en schreef daaronder de tekst: Schildpauwstaart x Norwich x Smierel en de datum 6 oct. 1925, dit schetsje hing hij boven zijn bureau. Zijn uitgangspunt was om diverse kropperrassen en schildgetekende duivenrassen te gaan kruisen, met als uiteindelijk doel de Voorburgse Schildkropper. In 1929 werden enkele koppels Smierels en Schild-Pauwstaarten aangekocht voor de schildtekening en de laatste tevens voor de halslengte. Omdat van Gink zich als type een duif voor ogen had gesteld die het midden moest houden tussen een Norwich en een Brünner werd met deze twee kropperrassen gestart. Niet bewust van de lange weg die het later bleek te worden ging hij zo van start. Werd in 1930 gestart met 3 koppels, in 1934 waren het reeds 33 paren. De lijn Schildpauwstaart en Norwich gaf de meeste hoop voor de toekomst. Wat van Gink een Norwich noemde moet gezien worden als de Uploper. Deze uit Engeland afkomstige kropper, bezat zeer veel actie, springend over de vloer waarbij de staart onder het lichaam werd getrokken. In 1935 konden de eerste dieren worden geëxposeerd. Echter van de 35 dieren toonden er 3 een beetje ballon, maar de tekening liet nog veel te wensen waarop de doorzetter Van Gink besloot nieuwe rassen in te gaan kruisen. Om meer hals- en beenlengte te krijgen werden de Franse en de Engelse dwergkropper ingekruist. Norwich kroppers moesten zorgen voor een grotere en rondere ballon. Voor meer kleur en tekening werd gebruik gemaakt van rode en gele Steigerkroppers en Brünners. Tot slot werden Schildduiven ingekruist. Langzaam werd het beeld wat van Gink voor ogen had benaderd en in 1938 werd het ras erkend door de Raad van Beheer. De Voorburgse Schildkropper is een schepping van de grote geneticus en illustrator wijlen de heer C.S.Th van Gink. Deze duif dankt haar naam aan het feit , dat haar wieg gestaan heeft in een der mooie tuinen van Voorburg bij Den Haag. Reeds als twintigjarige jongeman liet de gedachte om witte kroppers met een gekleurd schild te fokken van Gink niet los. Maar lange tijd bleef het bij een wensdroom, want voordat hij met met de werkelijke fokkerij zou kunnen beginnen zou het 1929 worden.Intussen vertoefde hij nog enkele jaren in Amerika om zijn teken een schilderkunst te perfectioneren, en bovendien moest hij zich bezighouden met het opbouwen van een goede toekomst.Maar in 1929 ging hij toch beginnen met zijn grote taak en binnen tien jaar showde deze grote fokker al verscheidene goede Voorburgse Schildkroppers. Het behoeft geen betoog dat hij in deze tien jaren heel wat teleurstellingen moest incasseren en dat vele honderden jongen geboren moesten worden om de eerste goede resultaten te boeken.Als bekroning op zijn werk werd in juni 1938 het ras als zodanig door de toenmalige Raad van Beheer erkend.Het spreekt vanzelf dat heel wat rassen gebruikt werden om deze schildkropper zijn huidige vorm en tekening te geven, zoals de Norwich Kropper, de Brünner Kropper, de Steiger Kropper, de Engelse Kropper, de Antwerpse Smierel e.a.Ook de Schildduif werd te hulp geroepen om een mooie tekening en kleur te verkrijgen.Hieronder treft u een geïllustreerd schema aan van de rassen die gebruikt werden, van de hand van van Gink zelf. Het feit dat zoveel verschillende rassen werden gebruikt, is de oorzaak dat er nog wel eens misgetekende jongen geboren worden. Ook komen er nog wel eens dieren voor met een lichte voetbevedering, het geen een aanwijzing is in de richting van de Engelse Dwergkropper. Een dergelijke vogel gepaard aan een kaalbenig dier, geeft echter weer mooie kaalbenige jongen. Daar in het beginstadium van dit relatief jonge duivenras in feite zeer weinig fokkers waren, daar velen de moed verloren omdat men nog te weinig goed getekende dieren kweekte. Meende men goed te doen haar krachten te bundelen door oprichting van een speciaalclub. Op 26 januari 1947 werd bij gelegenheid van Avicultura’s kleindieren tentoonstelling een speciaalclub opgericht met de naam “Voorburgse Schildkropper Club”. Maar ondanks alle inspanningen en een goed gerichte propaganda was deze club geen lang leven beschoren. In 1954 hield zij op te bestaan. In het midden van de zestiger jaren kreeg de fokkerij van Voorburgse Schildkroppers evenwel een nieuwe impuls dank zij het feit , dat mevrouw H. van Gink-Porschen alsmede een aantal nieuwe fokkers zich serieus met de fokkerij gingen bezig houden en dat toen steeds meer goede dieren geëxposeerd werden. Op 1 juni 1968 werd de “Nationale Voorburgse Schildkroppers Club ” opgericht met een krachtig bestuur , die het ras in enkele jaren tot grote kwaliteitshoogte bracht, dus zowel in kwaliteit als in het aantal fokkers, als ingezonden dieren op de tentoonstellingen. Zo worden op de sinds 1970 gehouden clubshows bij de lichtstadshow in Eindhoven en Savoa te Amsterdam telkens meer dan honderd Voorburgse Schildkroppers in de kooien gebracht , waarbij zich dieren bevonden van prima kwaliteit en er zelfs het predicaat ” U ” werd toegekend. Ook in het buitenland en met name in Duitsland, het land waar veel rassen gecreërd of vervolmaakt werden en waar veel kropper-liefhebbers wonen, alsmede in de Verenigde Staten, bestaat grote belangstelling voor dit ras. Een aantal kropperfokkers in Duitsland heeft zich de laatste jaren met succes op de fok van dit ras toegelegd, terwijl op 17 januari 1971 tijdens de Ratisbona-Schau in Regensburg een eigen speciaalclub werd opgericht, welke thans meer dan zestig actieve leden telt.Bovendien hebben belangrijke duitse auteurs zoals Edmund Zurth en Josef Fischer positief over de Voorburgse Schildkropper geschreven in hun literatuur. Een feit is dat deze kropper thans voorgoed heeft gewonnen en dat haar toekomst verzekerd is. Het zou fijn geweest zijn waneer de schepper van dit ras dit had mogen beleven.!! Cornelis Simon Theodorus van Gink werd geboren te Nieuwer-Amstel op 25 oktober 1890.Zijn hobby’s waren tekenen en duiven. Hij volgde de eerste tekenlessen te Amsterdam. De heer van Gink was vóór 1914 enkele jaren in Chicago (V.S.) om zijn tekenopleiding te voltooien.De internationaal bekende Arthur O. Schilling was zijn leermeester. Heden ten dage is vast te stellen dat de heer van Gink Arthur Schilling is voorbijgestreefd. Teruggekomen in Nederland ontwikkelde hij zich verder als tekenaar en pluimveeschilder. Daarnaast was hij een bekwaam kleindieren-keurmeester en publicist. Dit alles was zijn vrijetijdsbesteding. Beroepsmatig was Van Gink hoofdredacteur van Avicultura ( toen van 1921 – 1928 ) “Geïllustreerd Weekblad gewijd aan de fokkerij van en liefhebberij voor Pluimvee , Konijnen, Duiven, Vogels en Pelsdieren” ). Vervolgens had hij wisselende leidinggevende functies, waaronder die van directeur van de Orion-Filmfabriek ( later Polygoon ). Tenslotte was hij directeur van het V.V.V.-bureau voor het gewest Haarlem. De heer van Gink heeft pluimvee-aquarellen vervaardigd voor het instituut voor pluimvee – onderzoek ” Het Spelderholt ” te Beekbergen. In de jaren 1943 – 1944 maakte hij bijna honderd aquarellen. Twintig reproducties van deze aquarellen – op ware grootte – zijn permanent tentoongesteld in de ” Villa Blanda ” van het Produktschap voor Pluimvee en Eieren te Zeist. De rijk getalenteerde van Gink overleed 11 februari 1968 op 77-jarige leeftijd in Heemstede. De Steiger Kropper